Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Nadat hij geslagen had Sihon, den koning der [13]Amorieten, die te Hesbon woonde, en Og, den koning van Bazan, welke woonde [14]in Astharoth, te Edrei. 13. Hebreeuws, des Amoriets; gelijk elders dikwijls. Zie van dit volk, Gen.10:16. Van deze twee geschiedenissen, alsook van Basan, en Astharoth en Edrei, zie Num.21:21-41 en Joz.13:31. 14. Astharoth en Edrei waren twee koninklijke steden in Basan, naderhand den Rubenieten afgestaan, gelegen aan de oostzijde der Jordaan, aan het gebergte: Astharoth, in het noorden bij Syrie; Edrei in het zuidelijke einde van Basan. Zie Gen.14:5 [waar Astharoth Karnaim genoemd wordt], en Joz.13:31. De afgoden der Filistijnen en Sidoniers waren ook Astharoth genoemd; zie Richt.2:13.